donderdag 5 maart 2015

Het witte zand

Zand knarste onder mijn voeten. Wit zand, zo’n zand dat je enkel op tropische eilanden ziet. Eilanden met wuivende palmbomen, bloemenkransen en andere idyllische toestanden. Het klotsende water ontbrak nog. Heel even deed ik mijn ogen dicht en beeldde me in dat ik op dat strand liep. Met mijn wikkelrok die langs mijn benen streek, een tropisch windje dat mijn haren heel lichtjes omhoog blies en een bloemkrans die alles bedekte wat bedekt moest zijn. In de verte zag ik mijn hotel, een soort van bamboehuisje waar elke morgen een niet onknappe inwoner mijn ontbijt kwam brengen. Je weet wel, zo een ontbijt met vers geperst sinaasappelsap, vers gebakken brood, zelfgemaakte confituur, heerlijke mangostukjes, ananas,  zelfs sappige aardbeien die lagen te lonken om opgegeten te worden.
Het water liep zachtjes over mijn voeten terwijl ik mijn ochtendwandeling maakte zodat ik de zon kon zien opkomen. Het licht zag eruit zoals de postkaarten die je heel vaak ziet of de foto’s in vakantiebrochures. Het was paarsrood met hier en daar het wit van een klein wolkensluiertje. Het paarsrode en het donkerblauwe van de lucht was fenomenaal. Even bleef ik staan en tuurde naar de zee. Het water bleef steeds zachtjes strelen over mijn voeten. Dit was echt genieten. Als men hiermee bedoelde batterijtjes oplaten, dan was dit wel batterijtjes opladen.
Mijn niet onknappe inwoner kwam het strand opgewandeld met een plateau vol lekkers. Tijd om te gaan smullen op het terras van mijn bamboehuis. Hij schonk het verse sinaasappelsap in, zette de bordjes vol heerlijke dingen rond mijn bord en schonk me nog een warme glimlach voor hij vertrok. Voorzichtig nam ik een slokje en pakte daarna een heerlijk ruikende aardbei. Ze smolt in mijn mond. Ik genoot. Er was nog een ding dat ontbrak aan mijn fantasie… en ik had het nog maar net gedacht of mijn niet onknappe inwoner kwam de trappen van mijn bamboehuisje op. Ik keek hem uitdagend aan toen hij steeds hoger en hoger de trap opging. Hij keek diep en verleidelijk in mijn ogen.  In zijn handen had hij een heerlijke coupe vanille-ijs met warme chocoladesaus en massa’s slagroom. Hij zette die naast mijn aardbeien. Ik pakte nog een aardbei en dopte die in de slagroom. De zalige smaak van aardbei in combinatie met slagroom en een klein tikje gesmolten chocolade. Ik deed mijn ogen dicht om nog meer te genieten. Ik stak mijn vinger in het ijs en likte mijn vinger die vol met ijs, slagroom en chocoladesaus hing af. Ken je een groter genot dan zo een zalige zonde? Ronduit genieten van zoveel smaak, zoveel zonde zoveel njammie. En dan kwam mijn niet onknappe inwoner opeens opnieuw de trappen op. Ik keek hem verbaasd en niet begrijpend aan. Hij nam mijn hand en kuste die. Kusje voor kusje kwam hij dichter bij mijn mond. Ok, er was inderdaad nog een ding dat ontbrak aan mijn fantasie. Grrrraaauwww…
Hij plaatse een tedere kus in mijn nek en fluisterde toen
‘Mama,...’ verbaasd keek ik op.


‘MAMA!  MAMA! ZEG MAMA! Komaan duw mij eens, ik zit hier te wachten.’
Abrupt werd ik terug op deze wereld gesmeten. Zu
cht! Op mijn blote voeten liep ik naar haar toe om haar te duwen zodat ze kon schommelen. Het witte zand knarste onder mijn voeten.  

maandag 23 december 2013

Kerstavond


Iedereen vluchtte naar binnen, het was ijskoud daarbuiten. Zelf zat hij gezellig in de hal te kijken naar de mensen. De meesten waren gehaast, anderen liepen met hun handen vol pakjes lachend door de gang, terwijl nog anderen met een krant en een kop koffie de gang doorslenterden. Er was altijd wel iets te zien in het station. Het was er meestal lekker warm en rond deze tijd ook echt wel gezellig. Foute kerstmuziek en kerstbomen sierden de ruimtes. Hij keek op de klok, nog tien minuten en ze zou aankomen. Het moment van de dag waar hij voor opstond. Vandaag zou hij het haar zeggen. Deze morgen had hij zich speciaal gewassen met ijskoud water en zijn haar proberen in de plooi te krijgen.  En nu zat hij hier, te wachten.

Daar was ze, stralend als altijd. Haar lange blonde haar zat in de war en piepte vanonder haar donkere muts. Ze wierp een blik met haar twinkelende blauwe ogen en glimlachte verlegen terwijl een roze blos haar bleke gezichtje kleurde. Het aftandse winkeltasje rolde achter haar aan. Hij klopte op het karton als teken dat ze naast hem mocht zitten. Voorzichtig schoof hij een beetje op. Zijn gedeukte blikje zette hij een beetje uit de weg. Je wist maar nooit.
Zachtjes zette ze zich naast hem neer, deed haar muts en handschoenen af en ritste haar jas open. Hij keek in haar prachtige blauwe ogen. Ogen om in te verdrinken. Zelf had hij ook blauwe ogen, bruingrijs haar en groot was hij ook. Zij was een kleintje maar zo schattig en lief.
‘Dag mooie meid’ fluisterde hij stilletjes.
Ze grinnikte en bloosde nog meer.
‘H… h… hoi…’ stotterde ze verlegen.
‘Hier’ en hij gaf haar een kopje lauwwarme koffie. Dat hij het daarnet gestolen had, van een man die zo verdiept was in zijn krant, was maar een detail.
Gretig nam ze het aan en pakte een slok.
‘Dank je wel, het doet deugd met deze koude.’
Het bleef stil. Samen keken ze naar de mensen die zich voorbij haasten. Af en toe hoorde je het gerinkel van een muntstuk in het blikje. Nu en dan schonken mensen hen een warme glimlach vol medelijden, anderen liepen in een grote boog rond.
‘Weet je welke avond we zijn vanavond?’ brak hij opeens de stilte.
‘Nee, ik weet dat al lang niet meer, ik tel de dagen niet meer’ zei ze met een kleine kraak in haar stem. Hij zag de droefheid in haar ogen. Niemand had voor zo’n bestaan gekozen, dat wist hij ook wel, maar kerstavond was toch steeds speciaal, ook al leefde je op de straat.
‘Het is Kerstavond’ glimlachte hij en keek haar hoopvol aan.
Ze zei niets, ze plukte wat afwezig aan de touwtjes die los hingen aan haar dikke wollen jas.
‘Kerstavond’ probeerde hij nog eens.
Weer bleef het stil, deze keer keek ze op en zag hij tranen in haar ogen. Een traan gleed zacht naar beneden en liet een blanke streep achter op haar vuile wang.
‘Niet huilen, niet huilen…’ hij wist niet wat hij moest doen. Haalde dan maar een groezelige zakdoek uit en wreef onhandig haar tranen weg. Het blanke streepje werd weer gevuld met vuil. Teder streelde hij haar lange warrige haren en veegde een lok uit haar gezicht.
‘Kom,’ zei hij en hij pakte haar hand. ‘We gaan naar een plek waar het heel mooi is.’ Verbaasd keek ze hem aan. Hij sprong enthousiast recht.
‘Allez kom.’ Snel raapten ze hun spullen bijeen. Het blikje werd geteld. Het was echt wel kerstavond vandaag, er zat voor vijftig euro in. Gretig stak hij het in zijn zak, pakte haar hand en trok haar mee. Onderweg zag hij nog een dik deken liggen. Vluchtig keek hij rond en griste het mee. Eerst tijd om hun lege buik te vullen.

De klok van de kerk sloeg al elf uur. Aan de open hemel fonkelden honderden sterren en de volle maan prijkte in volle glorie aan de hemel. Onder hun voeten kraakte de sneeuw. Ze liepen hand in hand door het stille park. Het was prachtig. Kerstverlichting gaven de ijskegels een blauwe gloed. Een vuurkorf in de grote kerststal stond nog licht te smeulen, maar het park was verlaten. Hij grabbelde in zijn spullen en vond enkele houten sigarenkistjes. Voorzichtig legde hij die op het smeulende hout en blies. Het duurde niet lang of knetterend schoten de kistjes in brand. Ze trok aan zijn mouw en wees naar het muurtje wat verder. Daar lagen nog enkele houtblokken onder een afdakje. Breed glimlachend haalde hij enkele blokken. Het vuur werd groter en warmer. Ze zetten zich in het stro van de stal en hij sloeg het dikke warme deken rond hen. Samen keken ze naar het vuur, het prachtige park dat eruit zag als een sprookje en naar de sterren aan de hemel. Hij keek haar verliefd aan. Het vuur gaf haar gezicht een engelengloed. Teder streelde hij opnieuw haar warrige lokken en haar wang. Intens en vol verwachting keek ze in zijn ogen. Heel zachtjes naderde hij haar lippen en drukte die van hem er voorzichtig op. Een hemelse warmte verspreidde zich over zijn lichaam en hij voelde zich immens gelukkig. De zalig kus bleef duren. Hij pakte haar nog dichter vast. Hun ademhaling versnelde en het ritme van hun hart klopte sneller. Hun lippen gleden over elkaar en hun handen verdwenen onder hun kleren en raakte elkaars naakte huid aan. Zachtjes duwde hij haar neer. Heel even onderbrak ze de kus en keek hem liefdevol aan. Haar ogen stonden vol verlangen en liefde voor hem. Zijn lippen verkenden verder haar lichaam, zo goed en kwaad mogelijk als kon. Hun lichamen verstrengelden in elkaar. Teder bedreven ze de liefde terwijl sterren en de maan toekeken.
En dan verscheen het eerste sneeuwvlokje. Een werd al snel twee. Haastig legde hij nog enkele blokken hout op het vuur dat gelukkig beschut was voor de sneeuw. Ze kropen dicht tegen elkaar aan.
‘Ik hou van je, mijn lieve kleine meid’ fluisterde hij met heel zijn hart.
‘Ik hou van ook van je, mijn lieve knappe prins’ fluisterde ze terug. Hij voelde de warmte van de liefde weer over zich lopen. Hij kuste haar opnieuw en het prachtige spel van de liefde begon opnieuw.
De klok van de kerktoren sloeg één uur en in het verlaten park in de kerststal lagen twee overgelukkige mensen verstrengeld in elkaars armen te slapen. Ze waren in de zevende hemel.


‘Miljard, zo koud, min 15 deze nacht’ bromde de parkwachter. Hij had er geen zin in vandaag, het was Kerstmis. Maar, de plicht roept. Straks kwamen de mensen weer het park in om de levende kerststal te bewonderen. Hij moest de vuurkorven weer aankrijgen, na de verschrikkelijke sneeuwval van deze nacht. Foeterend ging hij verder tot hij bij de kerststal kwam. Daar vond hij hen. Verstrengeld ineen met een gelukzalige glimlach op hun lippen. Hij bleef staan en aanschouwde het tafereel. Hun lippen en neus waren blauw.

woensdag 4 december 2013

Na een heerlijke herfstdag

Het was een heerlijke herfstdag geweest. Een dag vol stralende zon, een blauwe hemel en de prachtigste kleuren die je kunt zien bij stervende planten. Rood, roest, geel, bruin,… . Lui als ik ben had ik vooral van achter mijn raam genoten van dit kleurenspel. Geen zin om buiten te gaan en te bevriezen van de kou. De enkele keren dat ik buiten was geweest kon ik op twee vingers tellen. Een om de vuilniszak buiten te zetten en twee om de post uit te halen. En ja ik deed dat in pyama en op sloffen tot groot jolijt van de buurman die altijd toevallig buitenkwam als ik buiten was. Een beetje een griezelige vent. Ik schatte hem eind de zestig, maar het kon ook begin zeventig zijn. Als hij lachte zag je nog enkele bruine stompjes. Je kon zijn stinkende adem al van ver ruiken. Zijn kleren waren aftands en ik vermoedde dat wassen enkel plaatsvond als het Kerstmis en Pasen was. Hij had van die priemende ijsblauwe ogen. Ze keken dwars door je heen. Hij keek alsof hij je elk moment kon bespringen. Door zijn sjofele grijze pet kon ik niet uitmaken of hij al dan niet haar had.
Meestal zat hij op zijn stoeltje aan de voordeur, te kijken naar de mensen die voorbij kwamen. Zijn gezicht stond dikwijls op onweer en mensen die langs hem moesten passeren liepen of fietsten meestal in een boogje voorbij. En als zijn uiterlijk niet hielp om de mensen angst aan te jagen, dan deed zijn kat dat wel. Het vuil grijze mormel was de schrik van de buurt. Het beest hing vol klitten en zag er verwaarloosd uit. Haar groen ogen keken je strak aan alsof ze je wou hypnotiseren. Ze lag vaak op zijn schoot en als je passeerde blies ze je vervaarlijk toe. Daarnaast scharrelden geniepige kippen in zijn overvolle voortuintje. Zijn schurftige hond zag eruit alsof hij te lui was om wat dan ook te doen, maar owee als je vijf centimeter te dichtkwam. Als een veer sprong hij dan recht blafte en gromde. Iedere keer liet ik mij vangen en sprong dan een meter de lucht in van het schrikken. Het beest zat waarschijnlijk onder de vlooien en hij stonk.

Het was al pikdonker en ik voelde het weer veranderen. De wind stak op en wolken pakten dreigend opeen. Het duurde niet lang of de eerst regen viel naar beneden. Het werd kil in huis. Ik begon te bibberen, tijd dus voor een lekker warm bad.

Dampend stroomde het warme water in de kuip. Het geurende schuim deed zijn werk. Algauw vulde de badkamer zich met de geur van lavendel en roos. De kaarsjes gaven de badkamer een feeërieke stemming. Een streepje rustige pianomuziek maakte het plaatje compleet. Ik nam nog een slok van mijn glas rode wijn. Mijn kleren gooide ik op een hoopje. Het was tijd om mij onder te dompelen in het warme water en te genieten van muziek, wijn en mijn boek. Het warme water omhulde mijn lichaam samen met het schuim. Ik grinnikte even toen ik zag hoe strategisch de hoopjes schuim over het water dreven. Opeens hoorde ik een plof. Ik schrok op. Wat was dat? Toen zag ik dat mijn boek van de rand gevallen was. Ik droogde mijn handen af en viste Carrie van de grond. Waar was ik gebleven. Het geluid en het gevoel van papier maakten mij rustig. Stephen King, ik hou van zijn verhalen. Lekker griezelen en huiveren. En deze avond was ideaal.

Ik rilde, niet van de horror die beschreven werd, maar van de kou. Snel wat warm water bijdoen en verder lezen. Wat was het spannend. Hoewel ik dit verhaal al honderden keren gelezen had, kreeg ik er nog steeds kippenvel van. Het water kreeg weer wat warmer en ik draaide de kraan met mijn voet dicht. Toen merkte ik dat de muziek opgehouden was met spelen, mijn cd was waarschijnlijk ten einde. Gretig las ik verder, steeds meer en meer huiverend. Nog een rilling, dus snel nog wat warm water erbij. Ik draaide de kraan weer dicht en hoorde weer de stilte. Enkel het hele zachte geklots van het water tegen de rand van het bad. Hoorde ik nu iets? Ik spitste mijn oren, maar het bleef stil. Een beetje argwanend las ik verder. Ik liet me teveel meeslepen door Carrie. Maar dan hoorde ik het weer. Een soort van zacht gekras. Heel even diep adem halen nu. Voorzichtig keek ik over de rand van het bad, de badkamer in. De gezellige feeërieke sfeer maakt plaats voor een schemerige bangelijke atmosfeer. Dit was absurd. Ik bekeek het boek en deed het dicht. Misschien toch iets teveel gegriezeld vandaag. Ik nam mijn glas wijn dat ik nog bijna niet aangeraakt had en nam nog een slok. Ik ontspande weer.
‘Krsss, krsss, krsss’ Ik sperde mijn ogen wijd open. Nu wist ik het zeker. Hier was iets. Ik zat naakt in bad en hier is iets of iemand in huis. Opeens zag ik een Hitchock scéne voor mij.  Nee, zei ik bij mezelf, niet panikeren, dit is gewoon iets onschuldig, zeker weten. Ik hapte wat lucht en tuurde over de badrand. Niets te zien maar het geluid bleef. Het leek op het geluid van nagels op een krijtbord. Ik kreeg weer rillingen, maar deze keer niet van de kou. En dan opeens zag ik het, mijn hart stond stil. Iets of iemand bewoog achter de deur. Ik zag een schaduw bewegen en dan opeens floepte er iets grijs onder de deur. Ik probeerde niet in paniek te raken. Wat moest ik doen? Wat moest ik doen? Het geluid werd dwingender. Het wilde echt naar binnen. Vanalles drong er door mijn gedachten, een man met een mes, een bleek witblond kind met donkere vlekken onder haar helblauwe ogen in een wit gewaad , hondsdolle hond,… .
Het gekras klonk door merg en been. En toen wist ik wat ik moest doen. Voorzichtig tilde ik mijn been het bad uit, zo weinig mogelijk geluidmakend. Mijn ene been stond al op de handdoek op de grond. Ik reikte ver om mijn handdoek te nemen. Die was ik natuurlijk vergeten bij het bad te leggen. Bijna verloor ik mijn evenwicht. Stuntelig wist ik overeind te blijven zonder veel lawaai te maken. Het gekras ging door en het grijze ding floepte af en toe vanonder de deur. Ik wikkelde bibberig de handdoek rond mij en ademde nog eens heel diep. De haardroger schoot er door mijn hoofd. Ik gooi de deur open en mep zo hard ik kan. Dat was mijn geniale plan. Mijn hand zo stil mogelijk houdend, greep ik de deurknop. In mijn hoofd telde ik tot drie. Eén…   twee… drie… en ik trok de deur open. Niets te zien. De half verlichte gang was leeg. De deur van mijn slaapkamer stond open en daar was alleen een donker gat te zien.  En dan hoorde ik het, het klonk achter mij. Ik verstijfde helemaal. Het geluid ging door merg en been. Ik voelde hoe ik mijn haardroger uit mijn hand viel en met een bonk op de grond belande. Traag draaide ik mij om en keek naar beneden. Mijn blik ging verder en kwam oog in oog te staan met twee dreigend kijkende felgroene ogen. Verschrikt deinsde ik achteruit. Daar stond ze, de gemene teef! Angst maakte plaats voor woede. Ik greep ze aan haar nekvel en droeg ze met gestrekte arm voor me uit. Donderend liep ik de trap af. Met een ruk deed ik de voordeur open en stapte de straat over.  Ik brieste. Luid bonkte ik op de deur. Die kraakte en spokte toen die openging. Het o zo gekende gezicht deed open. De walgelijke geur kwam me tegemoet.

‘Ik heb hier iets van jou, me dunkt’ schreeuwde ik hem toe en duwde zijn groezelige grijze afgrijselijke kat in zijn handen. ‘En laat ze nooit, maar dan ook nooit meer mijn huis binnenkomen.’ Ik draaide me met een ruk om en beende terug naar mijn huis. Het was pas toen ik de deur dicht deed besefte ik dat ik niet meer dan een handdoek om had.

dinsdag 12 november 2013

Een zondags fietstochtje, deel 2

Ze keek naar buiten en zag dat de zon door de wolken piepte. Er stond een krachtige wind, maar ze wist dat die hem niet zou tegenhouden. In de badkamer was hij zijn wielrennerspak aan het aantrekken. De gebloemde porseleinen klok in haar parelwitte keuken gaf 8u18 aan. Binnen een twaalftal minuten zou hij vertrekken. Haar oog viel op een vlekje op het aanrecht. Snel pakte ze haar vod en veegde het weg. Haar ogen speurden de keuken af, opzoek naar nog een onregelmatigheid. Ze draait haar orchidee, uit plastic uiteraard, een heel klein beetje zodat de bloem parallel stond met de tekening op de bloempot. In haar huis alleen maar plastic planten en bloemen, op die manier werd niks vuil en kon ze er makkelijk het stof vanaf doen. Ze keek nog eens op de klok. 8u21. Ze hoorde hoe hij de eiken trap afging. Met een lichte zenuwachtigheid wreef ze haar handen over elkaar. Nog negen minuten en dan was hij weg. Ze veegde nog een stofje van haar kast. Hij kwam de keuken binnen en glimlachte naar haar.
Dan was het zover. Ervaren klikte hij in zijn pedalen en gaf een eerste duw. Ze zwaaide nog eens en zodra hij uit het zicht was, gooide ze de deur toe. Voor de zoveelste maal keek ze op de klok. 8u33, nog even. Ze haalde heel diep adem en blies krachtig uit. Zou ze wel doorgaan met haar plan? De vertwijfeling bekroop haar even terwijl ze de trap opliep om naar de badkamer te gaan. Toen ze die opende wiste ze het zeker, het was een goed plan. Zijn pyama hing slordig over het bad. De tandpastatube zat in het blauwe potje in plaats van het oranje. Zijn washandje had hij nota bene op de chauffage gelegd hoewel ze al honderden keren gezegd had om die op de handdoekenwarmer te hangen. In nog geen twee minuten had ze alles weer netjes opgeruimd zoals het hoorde volgens haar normen. Tevreden keek ze naar het resultaat, een mooie nette verzorgde marmeren badkamer. Toen ging de bel. Haar hart sloeg over. Hij was er. Eindelijk, hij was er. Als een dartel veulen, op haar manier dan, liep ze de trap af. Ze hapte nog heel even naar adem en voelde of haar witblonde haar nog strak in een dotje zat. Toen alles nauwkeurig nagevoeld was, deed ze een beetje beverig de deur open. Daar stond hij. Hij straalde weer zoals de eerste keer dat ze hem zag. Hij was een adonis. Zijn zwarte glimmende haar zat strak in een paardenstaartje, zijn donder bruine ogen en zijn parelwitte glimlach gaven hem de uitstraling van een fotomodel. Hij zag er proportioneel gespierd uit, maar niet zoals bodybuilders. Als een verlegen tiener glimlachte ze naar hem en deed teken dat hij binnen mocht. Ze begeleidde hem naar de salon. De plastic hoes over de zwart leren zetel kraakte een beetje toen hij neer ging zitten. Ze vroeg of hij iets wou om te drinken? Met een accent dat niet thuis te wijzen was, vroeg hij wat water. Ze trippelde naar de keuken en kwam terug met twee glaasjes. De kurken onderleggers werden boven gehaald.
‘Ik heb niet veel tijd,’ zei hij ‘we moeten het snel afhandelen zodat er zeker geen vermoeden is.’
Ze wist dat hij gelijk had.
‘Hoe wil je het aanpakken?’ vroeg ze terwijl ze een zacht muziekje opzette om de ietwat gespannen sfeer wat te breken.
‘Zo moeilijk is het niet, ik heb al heel wat ervaring.’ knipoogde hij terwijl hij rechtstond en naar haar op haar af stapte. Ze lachte wat zenuwachtig en sloot heel even haar ogen. Zou ze dit wel doen? Ze kon nog snel alles afblazen. Snel ging het scenario nog eens door haar hoofd. Twijfel begon te knagen, net als een schuldgevoel. Hij stond nu recht tegenover haar en keek diep in haar ijsblauwe ogen. Ze voelde zijn adem tegen haar wang. Hij nam haar kin voorzichtig in zijn hand.
‘Ben je het zeker? Je moet nu beslissen.’ fluisterde hij.
‘Ja, doe maar…’ hoorde ze zichzelf zeggen. Ze had haarzelf niet meer in de hand. Zijn aanwezigheid bedwelmde haar. Net als de eerste keer dat ze hem zag. Hij glimlachte en zijn ogen straalden. Zijn hand ging naar beneden en hij haalde zijn telefoon uit zijn broekzak.
‘Ja, begin er maar aan.’ hij keek op zijn horloge ‘binnen vijf minuten is hij ter plaatse dus, breng alles maar snel in gereedheid.’ Hij klapte zijn telefoon toe en grijnsde naar haar.
‘Het komt goed hoor.’ Hij nam haar hand vast en kuste die. Voor ze het goed en wel besefte was hij de deur uit. Nu was het bang afwachten. Op een soort van automatische piloot streek ze de plastic glad en nam ze de twee onaangeroerde glazen mee naar de keuken. Ze trok haar plastic handschoenen aan en waste de glazen af. Het papier van de krant die ze opplooide knisperde en ze legde hem op de keukentafel. Zonder nadenken trok ze naar boven naar de slaapkamer. Ze liet zich op het hemelbed vallen en tuurde de kamer rond. Op zijn stoel hingen zijn kleren. Traag kwam ze recht en stapte erop af. Ze rook aan zijn hemd. Zijn walgelijke zweetgeur sloeg in haar neus. Ze keek op de klok, hij zou hier elk moment kunnen terug zijn.
De bel ging voor de tweede keer vandaag. Ze schrok op uit haar gedachten, was ze nu in slaap gevallen op haar bed? Zat haar haar nog goed? Snel voelde ze even, alles was nog in orde. Met een onrustig gevoel opende ze de deur. Hij stond er weer, de adonis. Iets minder netjes dan daarnet weliswaar.
‘Gelukt?’ vroeg ze met een benepen stemmetje.
‘Ja, alles ging volgens plan. Het lichaam van de vrouw die Alexi in de rivier gooide, ligt al terug in het mortuarium van het ziekenhuis. Dat was een goed idee van je om twee zakjes bloed in haar lichaam te spuiten, het zorgde voor een nog realistischer effect. Niemand heeft iets gemerkt. Marec moest niet te lang onder water blijven om dat lijk te doen bewegen. En dat de ambulanciers drie Russen waren, was niemand opgevallen. De politie zelf was snel ter plaatse omdat ik direct gebeld heb. Ze hebben hem meegenomen. Hij zit daar nu voor verhoor.’
Hij grijnsde naar haar. ‘Alexi wacht trouwens op hem, straks is het over.’
‘Goed,’ zei ze opgelucht, haar plan had gewerkt. ‘Ik haal het koffertje.’
Twee minuten later was ze terug, met het koffertje. Al zes jaar lang, sinds ze getrouwd waren, stak ze elke week een briefje van 50 euro in het koffertje. Ze haalde de helft van het bedrag uit en deed het in twee grote broodzakken.
‘Hier, de rest krijg je zodra ik iets van de politie hoor.’
Voor de derde keer ging die ochtend de bel. Ze poeierde snel haar gezicht nog met een bleke blush. Toen ze de deur opendeed stonden ze voor haar de politie.
Ze begon te lachen. Een griezelig luide lach weerklonk door de gang. De politie was vol medelijden vertrokken. Echtgenoot nummer vijf lag weldra bij de pieren. Alweer een levensverzekering en een erfenis. Ze wist wat haar te doen stond, er was iemand die troost nodig had en ze legde een krantenartikel netjes op de keukentafel.


Op de keukentafel lag een uitgeknipt krantenartikel met als kop ‘Vrouw van miljardair gisteren overleden na ongeval.’ 

donderdag 31 oktober 2013

Naamloos 2

Twee armen om me heen
ook al zeg je niets
dit zegt veel meer dan woorden alleen...

Naamloos

Zwierig valt stof
op de
grond
een witte streep blijft
m'n krijtje is
kleiner

maandag 29 juli 2013

Een zondagsfietstochtje

Het was halverwege de voormiddag. De zon piepte eindelijk voorzichtig door de wolken. De wind blies krachtig, maar het was nog te doen. Ervaren klikte hij in zijn pedalen en gaf een eerste duw. Hij zwaaide nog eens naar zijn vrouw en weg was hij. In zijn wielrennersoutfit van RadioShack zag hij er als een professional uit.  Eerst wat opwarmen en een beetje routine draaien. Na een half uurtje rijden kwam hij op volle kracht. Nog even en hij kwam voorbij het grote rondpunt, dan meedraaien en dan zou hij de Vaart aanschouwen. De rechte baan had hem al uren rijplezier bezorgd. Het water, de wind, af en toe een boot die voorbijkwam en de vissers. Vissers, een sport die hij nooit begrepen had. Hoe kon je nu urenlang naar een dobber zitten staren en ondertussen niets doen? Hij matte zichzelf liever af. Trap na trap, asfalt gleed onder hem voorbij, de wind in zijn gezicht en zijn spieren die strak gespannen stonden. Zijn gedachten stonden op nul. Dit was ontstressen. In de verte zag hij de eerste brug. Sprinttijd! Van het eerst komende paaltje tot aan de brug was het ongeveer 200 meter. Bedreven stelde hij zijn stopwatch in. Zodra hij bij het paaltje kwam spande hij zijn dijbenen op en duwde krachtig op de pedalen. Hij focuste zich op het verkeersbord net aan de brug. Dat was zijn eindpunt. Meter voor meter verslond hij de weg tot zijn concentratie gebroken werd. Hij hoorde een ijselijke gil. Hij zag nog net hoe iets het water inviel. Onmiddellijk trok hij zijn remmen dicht. Boven op de brug stonde een gedaante die luidop aan het lachen was. Het was een eng geluid. Een koude rilling liep over zijn lichaam. De gedaante stopte met lachen, keek hem aan en verdween in het niets. Hij hoorde geplons en keek in het water. Een vrouw spartelde in het water in een poging om boven te blijven. Zonder aarzelen trok hij zijn schoenen uit, gooide zijn zonnebril en helm aan de kant en dook het ijskoude water in. De koude benam hem even de adem. Snel stak hij zijn hoofd boven en hapte naar lucht. Hij draaide rond om te zien waar de vrouw was. Vier meter verder zag hij haar nog spartelen. Zo snel als hij kon zwom hij naar haar toe, zijn spieren protesteerden na de inspanning van daarnet. Het spartelen hield op, haar arm ging langzaam naar beneden. Hij wou hem nog net grijpen, maar zat ernaast. Hij vulde zijn longen met lucht en dook onder. In het donkere water was er niet te zien, dus greep hij op goed geluk. Opeens voelde hij iets, het voelde als een arm en trok eraan. Hij zwom naar boven. Eenmaal boven trok hij het zware gewicht naar boven. Een bleke arm kwam tevoorschijn. Zijn benen begonnen moe te worden, maar hij bleef doorbijten. Eindelijk lukte het hem om de rest van het lichaam boven te hijsen. Het gezicht was beeldschoon maar sneeuwwit. De lippen van de dame waren blauw en de ogen waren in  doodsangst wijd open gesperd. Hij haakte zijn hand onder haar kin en zwom weer naar de oever. Enkele mensen hadden zich al verzameld en een atletische jongen hielp hem de dame op de kant te hijsen. De atletische jongen deinsde terug zodra het naakte lichaam op het gras van de dijk lag.
‘Snel, ze moet beademd worden’ zelf zat hij hijgend aan de kant en snakte naar adem. Niemand reageerde. Verschrikte blikken keken hem aan. Waarom kijkt iedereen zo? Vroeg hij zich af.
‘Komaan, bel de 100.’ Hij draaide zich om en zonder nadenken begon hij de dame te beademen. Water! flitste er door zijn hoofd. Hij draaide de dame op haar zij zodat het water eventueel uit haar mond kon lopen. Er liep een straaltje water langs d’r wang. Hij legde haar weer op  haar rug. Na vijf keer te beademen, wou hij starten met de hart massage. Hij legde zijn hand al op de juiste plaats toen hij zijn hand angstig terugtrok. In zijn haast had het dat nog niet gezien. Zijn maag keerde om en hij voelde hoe misselijk hij werd. Een zuur welde op in zijn keel en hij begon te kokhalzen. In de verte hoorde hij de sirenes loeien. Vechtend tegen zijn misselijkheid probeerde hij haar weer te beademen. Mocht hij wel hartmassage geven bij zo iets? Met piepende remmen stopte de ambulance. Twee mannen liepen de dijk af naar hem toe. Ze pakten hem vast en sleurden hem aan de kant. Een derde man voegde zich bij hen en hief de vrouw op. Zomaar zonder iets te zeggen liepen ze weer naar de ambulance. Samen met een naakte lijk waar het bloed langs haar lenden naar beneden droop. Haar samen gebonden voeten bundelden slap naar beneden.
In de verte klonken nog meer sirenes. De drie mannen haastten zich en gooiden het lijk bijna de ambulance in. Met gierende banden stoof die weg. Verdwaasd bleef hij achter.
Hij had de politie uitleg moeten geven over wat er gebeurd was en waar het lijk was. Ze geloofden hem eerst niet want de ambulance was pas met hen aangekomen. Als het slachtoffer dood was, moest het sowieso ter plaatse blijven voor verder onderzoek. Het tolde in zijn hoofd, wat was hier aan de hand?

De ondervragingen bleven maar duren. Pas na enkele uren lieten ze hem weer gaan.  Een beetje slapjes op zijn benen stapte hij naar zijn fiets. Aan zijn zadel hing een briefje. Voorzichtig pakte hij het vast.
Je weet teveel…

Hij keek angstig rondom zich, niets te zien. Beverig nam hij het stuur van zijn fiets vast. Een geluid achter zich deed hem verstijven. Hij kreeg de tijd niet om zich om te draaien.



De voordeur ging voorzichtig open. Een verontrust gezicht deed de deur open.
‘Mevrouw, we hebben slecht nieuws voor je…’ zei de agente.